Gran Canaria

Wandelen in Gran Canaria

Zoveel meer dan alleen maar playa, fiesta y discoteca

Wandelen in Gran Canaria

Gran Canaria is zoveel meer dan de schreeuwerige hotelbuildings van Playa del Inglés, de all-inclusive pakketjes en de “playa, fiesta, discoteca”- formule die nog naar de jaren tachtig ruikt; een geur die nagenoeg blijft hangen.

De toeristische zones van dit Canarische eiland liggen in de gemeentes San Bartolomé de Tirajana en Mogán; de grootste gemeentes van het eiland en samen met Santa Brígida en Las Palmas de rijksten. Tot halverwege vorige eeuw lagen de kaarten wel anders. Toen waren armoede, vergetelheid en ontbering alom troef. Na de Spaanse verovering eigenden de conquistadores zich de meest vruchtbare gronden toe en de oerbewoners die de genocide hadden overleefd, werden verdreven naar het centrale en zuidelijke deel van het eiland. Daar mengden deze vroegere Berbervolkeren zich langzaam met vrijgelaten slaven en kolonisten van lager allooi. De ontembare canyons, de verzengende temperaturen in de zomer en de waterschaarste maakten het gebied weinig aantrekkelijk. Bovendien was een groot deel van de streek eigendom van de graaf “El Conde de Vega Grande” die met een ijzeren hand regeerde. De inwoners dienden hem niet alleen een tiende van hun oogst af te staan maar ook hun dochters. Zo genoot hij ten volste van zijn herenrecht oftewel “jus primae noctis”. Evenwel was het de graaf die in de jaren zestig van de vorige eeuw gehoor gaf aan de lokroep van het toerisme. Hij bouwde de eerste hotels en met zijn project “Maspalomas Costa Canarias” zette hij Gran Canaria op de trein naar de welvaart. Hun motto is “Todo por y para Gran Canaria”; in het Spaans klinkt toch het zo mooi.

Van heinde en verre kwamen projectontwikkelaars op de geur van het geld af en deden het toerisme boomen, samen met de handen van duizenden migranten. Rond de hotelzones zijn er zo arbeiderswijken ontstaan die langzaam aan uit hun voegen barsten, net zoals de huurmarkt en haar prijzen trouwens.

Voor sommige reizigers is het zuiden van Gran Canaria een schrikwekkende en overweldigende plek die hen eerder wegjaagt als aantrekt. Maar achter deze fábrica de turismo met zijn dagelijkse bedrijvigheid, liggen prachtige, diep uitgesneden canyons die op hun beurt weelderige palmbossen, jungle-achtige laurierwouden en oeroude dorpen verstoppen. Deze dorpjes schenken ons de mogelijkheid te reizen naar het Gran Canaria van de eerste helft van de 20ste eeuw; naar het échte Gran Canaria.

Een verblijf in een luxe resort of in een airbnb kan op deze manier perfect gecombineerd worden met avontuurlijke wandelingen in een exotisch kader. Mogán Verde gaat in Gran Canaria off the beaten track en in deze reeks vinden jullie de meest majestueuze wandelingen. Op deze manier hoop ik een zweem van het verre Gran Canaria naar de Lage Landen te brengen.


¿Playa del Inglés?

Playa del InglésOp een boogscheut van Playa del Inglés ligt het dorp Cercados de Espino: een ideale basis voor ruige wandelingen. In dit vergeten dorp met zijn verrassende jonge en frisse bevolking, hebben de “Ouden der Dagen” en de lokale jeugd de handen in elkaar geslaan en een vereniging opgestart met als doel het lokale natuurlijke erfgoed te opwaarderen.

“La Asociación de los Acebuches” restaureert de grillige paadjes die zich met ontelbare bochten over de bergruggen omhoogschroeven. Met een jaarlijkse trailwedstrijd verleiden ze “atletas de élite” die , dankzij hun grote achterban, de ravijn van Arguineguín op de internationale wandelkaart proberen te plaatsen.

De barranco is zo smal, hoog en diep dat er hoeken zijn waar de zon nooit schijnt. Daardoor herbergt dit ravijn kleine groene en vruchtbare plekjes die met hun weelderige vegetatie naar een natte Belgische zomer ruiken.

=> De track kan je hier bekijken en downloaden.

=> Het fotoalbum kan je hier bekijken.

Cercados de Espino ligt in de Barranco de Arguineguín en dit ravijn vormt de grens tussen de gemeentes Mogán en San Bartolomé. Het ravijn is zo diep uitgesleten dat zijn verticale rotswanden op sommige bezoekers zelfs een akelig claustrofobisch effect hebben. “Als je de autostrade verlaat, rijd je een keel binnen en na het strottenhoofdje is het links de smalle luchtpijp in”, zoals een wandelaarster het ooit plastisch omschreef. Ze kwam aus dem Deutschen Flachland en de ongenadige geografie sloeg haar in het gezicht. Het was even slikken.

Het ravijn van Arguineguín is een hoofdravijn en is net zoals alle andere ravijnen door het water uitgesleten. Vroeger was het klimaat op de Canarische eilanden anders. Er stroomden rivieren, het regende veel meer en de hoeveelheid water bekleedde de hoogste eilanden met een Jurassic Park-achtig landschap. Nu is er geen enkele rivier meer en de beekjes die zich een weg naar de oceaan banen, worden vaak met behulp van watergalerijen kunstmatig gevoed.

De zeven eilanden zijn vulkanisch van oorsprong. Constructie en destructie gaan hand in hand. Terwijl het vulkanisme voor “la construcción” zorgt, neemt de erosie “la destrucción” voor zijn rekening. De barranco van Arguineguín ligt in het geografisch oudste deel van het eiland en in de laatste tien miljoen jaren zijn er nauwelijks nieuwe laagjes meer bijgekomen op de gemetselde koek die een vulkanisch eiland is. De erosie heeft dus zijn werk gedaan en groeven in de cake gesneden- groeven van meer dan 500m diep. De barranco is zo smal, hoog en diep dat er hoeken zijn waar de zon nooit schijnt. Daardoor herbergt dit zonovergoten ravijn kleine groene en vruchtbare plekjes die met hun weelderige vegetatie naar een natte Belgische zomer ruiken. Terwijl vroeger wilde olijfbomen de verticale hellingen opsmukten, vinden we er vandaag kleurrijke planten als het gele stalkruid, lavendel, de gele leeuwenbek, het witte slangenkruid, rozemarijn, rode salie,… die in lagere hoogtezones de wolfsmelken begeleiden. Deze planten flankeren de gerestaureerde paden die nog steeds het zweet dragen van de herders die er vroeger hun vee langs omhoog dreven en er in de kleine stenen huisjes schaduw en shelter zochten. Voor werknemers als mezelf, gepokt en gemazeld in het toerisme, zijn zulke paden en bergdorpen een ware verademing na de hustle and bustle van het toeristische zuiden. De bevolking van Cercados de Espino blaast deze paden met hun initiatieven nieuw leven in en draagt zo bij aan de diversificatie van het toerisme en de duurzaamheid van Gran Canaria als toeristische bestemming.

Zo is in 2014 “La Asociación de los Acebuches” geboren; een vereniging van jonge vrijwilligers die dankzij de kennis van de ouderen, de vergane wandelpaden restaureert en ze met een jaarlijkse trailwedstrijd op de internationale (wandel)kaart poogt te plaatsen. Vandaag de dag kunnen wedstrijdlopers van “Los Acebuches Trail” uit drie afstanden kiezen: 6km, 16km, 26km. Alle drie de routes doorkruisen het gebied dat “Los Acebuches” heet en vlak achter het dorp Cercados de Espino ligt.

Net zoals zoveel andere toponiemen, zeggen ook deze veel over de streek. Een “cercado” duidt op een afgesloten weide waar het vee werd verzameld. Terwijl “el espinero” oftwel Rhamnus crenulata in het Latijn, een doornstruik is die vroeg veelvuldig voorkwam. De naam “los acebuches” is nog typerender. De acebuche is samen met de palmboom en de drakenboom de trots van de Canarische archipel. Het gaat hier over de wilde olijfboom, de Olea cerasiformis, die in prehispaanse tijd als dominante boom van het thermofiele woud ware acebuchales oftewel olijfboombossen vormde. De hardheid van het hout is sinds mensenheugenis notoir. Niet alleen maakten de oerbewoners de stokken voor hun stokgevechten van hun hout, het woord “acebuchazo” wordt nog steeds gebruikt om een harde oorveeg te omschrijven, liefst met een stok of regel als wapen.

Mogán Verde ondersteunt zulke lokale initiatieven en biedt daarom tussen mei en oktober (met uitzondering van augustus) wekelijks de 6km Acebuches-route aan en gedurende het hele jaar wordt de tour als privé-wandeling aangeboden. Bij het krieken van de dag beginnen we aan onze klim en vooraleer de zon de hele vallei in het licht zet, bereiken we het hoogste punt waar we van een picknick genieten en de adembenemende vergezichten op onze harde schijf vastleggen.

De daling voert langs Los Tabucos; weeral een “canarismo”. De Canarische eilanden hebben net zoals de Zuid-Amerikaanse landen, een eigen versie van de Spaanse taal. Ze is namelijk doorspekt met Berberwoorden van de oerbewoners en andere eigenheden. Los Tabucos is een depressie in een helling waar het dode vee werd gedumpt. Ook dit toponiem wijst weer naar de traditionele gebruiken van weleer.

De 6km Acebuches-wandeling is een korte maar pittige en wordt beloond met een tapas menu in het lokale restaurant. Het panorama dat men vanaf het terras of het pleintje geniet, doen de lokale groene pepertjes en zelfgemaakte croquetas alleen maar beter smaken!


To be UNESCO or not be; that´s the question

Risco CaídoEen werelderfgoedsite van UNESCO in je achtertuin hebben, is big business. En bij het lezen van dit geladen Engelstalige begrip nodig ik jullie uit om aan Balthazar Boma te denken die zijn mondhoek krullend optrekt en de klinkers vulgair in het oneindige trekt.

De Canarische eilanden hebben drie materiële werelderfgoedsites op hun palmares staan waarbij het Nationale Park El Teide op het eiland Tenerife, de kroon spant. Gran Canaria heeft er op dit moment géén maar het eiland heeft een ruwe diamant in zijn schatkamer en popelt om ze door UNESCO te laten slijpen. Deze ruwe diamant is een prehispaans grottencomplex en heet: Risco Caído. Het is een waar architectonisch en astronomisch hoogstandje dat alleen te voet bereikbaar is. Voor wie Risco Caído nog in zijn zuivere staat wil bezoeken, voordat de massa’s toestromen, is het nu vijf voor twaalf.

=> De track kan je hier bekijken en downloaden.

=> Het fotoalbum kan je hier bekijken.

Burenwrevel

De Canarische eilanden hebben drie materiële werelderfgoedsites op hun palmares staan waarbij het Nationale Park El Teide op het eiland Tenerife, de kroon spant. Verder is Tenerife´s oude hoofdstad La Laguna ook een werelderfgoedstite en het Nationale Park Garajonay in La Gomera- eiland dat behoort tot de Provincie van Tenerife- is de derde parel aan de kroon. Gran Canaria heeft er géén en kijkt vanaf de andere kant van de zee-engte als een jaloers zusje, beteuterd toe.

Sinds de 19de eeuw is er een diepgewortelde “pique” oftewel concurentiestrijd tussen de rivaliserende hoofdeilanden Tenerife en Gran Canaria die elkaar steeds naar de kroon steken –weeral die kroon. Met de komst van het liberalisme en de indeling van het land in provincies in 1812, werd Santa Cruz de Tenerife hoofdstad van “La Provincia de Canarias”. Dit was een doorn in Las Palmas´oog. Om haar superioriteit te laten gelden, nam de lokale bourgeoisie en regering de meest befaamde architecten onder de arm om prachtige gebouwen in fancy Europese bouwstijlen neer te poten. Vandaag de dag vinden we in het oude centrum prachtige staaltjes van het romantische classicisme, het eclecticisme én art nouveau. Victor Horta in Brussel, Laureano Arroyo in Las Palmas.

Op het einde van de 19de eeuw kreeg Las Palmas een gloednieuwe haven. De aanleg werd grotendeels met privé-geld gefinancierd. “El Puerto de La Luz” is nog steeds de vijfde grootste haven van Spanje. De stand werd 1-1. In 1927 werd, onder druk van Las Palmas, de provincie in twee gedeeld. Onder “la Provincia de Las Palmas” vallen de eilanden Gran Canaria, Fuerteventura en Lanzarote. 1-2 voor Las Palmas. Het eiland Tenerife is groter dan Gran Canaria, heeft meer inwoners, meer toeristische bedden, meer toeristen en twee werelderfgoedsites. Eindscore na 200 jaar burenwrevel: 6-2.

Risco Caído: een ruwe diamant

Het Nationale Park El Teide mag dan wel meer dan vier miljoen toeristen per jaar ontvangen, het meest begeerde nationale park van Spanje zijn,…Gran Canaria heeft een ruwe diamant in zijn schatkamer en popelt om ze door UNESCO te laten slijpen. Deze ruwe diamant heet: Risco Caído en als jullie Risco Caído nog in zijn zuivere staat willen bezoeken, voordat de massa’s toestromen, is het nu vijf voor twaalf.

Risco Caído, oftewel de “Gevallen Rots”, is één van de belangrijkste cultplaatsen van Gran Canaria´s oerbewoners en is genomineerd om in de zomer van 2019 opgenomen te worden in de lijst van werelderfgoed. De site is nu nog alleen te voet bereikbaar en ligt er volledig onaangeroerd bij; vrij van eender welke infrastructuur. De wereld van modern transport komt tot een abrupte stilstand in Barranco Hondo; het dichtstbijzijnde dorp. Drie oeroude wandelpaden kronkelen zich een weg steil tegen de helling op.

Voor een stevige namiddagwandeling neemt men best het wandelpad dat hoog in het met pijnbomen bekladde Tamadaba-massief begint. Tijdens de afdaling verblinden de smaragdkleurige, glinsterende stuwmeren ons met hun schoonheid en lichtweerkaatsingen. Het vochtige woud ruikt naar de Ardennen en de lange naalden van de Pinus canariensis maken de paadjes een beetje glad. Vanaf de dammuur bij Lugarejos voert een “camino real” als een Romeinse weg door een landschap dat doet denken het Land van Oz. In het voorjaar zet de Canarische brem, de Teline microphylla, volledige heuvelruggen in een gele gloed. Deze inheemse plant heeft de verlaten landbouwterrassen volledig heroverd.  Wanneer men eindelijk de cultplaats nadert, gaat de zon al langzaam onder. Het laatste licht maakt de kleuren extra intens en biedt een speciaal schouwspel dat geen enkele homo viator onberoerd laat. Opeens wordt het elke bezoeker duidelijk waarom de oerbewoners nu net in dít landschap hun cultplaatsen in de grotten uithouwden.

Grotteneiland bij uitstek!

De berbervolkeren die oorspronkelijk de eilanden bewoonden, leefden voornamelijk in grotten. Er waren natuurlijke grotten en kunstmatige grotten (gegraven door de mens). Gran Canaria heeft vandaag de dag nog steeds een rijke plaatselijke traditie aan grotwoningen. Er zijn grotten op elk Canarische eiland, maar Gran Canaria is het enige eiland met kunstmatige grotten. Gran Canaria is het grotteneiland bij uitstek! Zo zijn er zijn meer dan drieduizend grotwoningen. Deze prehispaanse traditie werd na de Spaanse conquista verder gezet. De troglodyten waren meestal minder bedeelde inwoners en grottenwoningen werden gezien als woningen voor de basse-classe. Na de dictatuur van Franco werd de democratie ingevoerd en met de democratie kwamen ook de socialwoningen en de plattelandsvlucht. De troglodieten werden verplicht hun grotten te verlaten en de socialwoningen te behuizen. Hun oude grotten, nu ver weg van de buitenwijken van Las Palmas, verloederden en werden hoogstens nog voor een sporadisch weekendverblijf gebruikt. In de jaren negentig van vorige eeuw veroverde het eco-toerisme en het landelijk toerisme het hart van vele natuurliefhebbers. Deze alternatieve vormen van toerisme bliezen de grottencultuur nieuw leven in. Velen werden gerestaureerd en dienen nu als vakantiewoningen. Enkelen gingen voor massa´s geld onder de hamer en worden door rijke excentriekelingen bewoond.

UNESCO´s culturele landschap: “La Caldera de Tejeda”

De oerbewoners gebruikten de grotten als woning, graanschuur, begraafplaats en als tempel. Ze hadden hun eigen goden en hun eigen vruchtbaarheidsrituelen. Risco Caído was één van de belangrijkste tempels van het eiland. Maar het grottendorp is slechts een deel van een veel groter religieus complex: namelijk van het culturele landschap van La Caldera de Tejeda.

La Caldera de Tejeda is een grote ingestorte krater in het centrum van het eiland. Dit gebied was de oerbewoners´ heilige territorium bij uitstek. UNESCO wil hier een “cultureel landschap met vier sterrensites” creëren en met Risco Caído zou de eilandregering de hoofdvogel willen afschieten. Opdat een site de titel van werelderfgoed van UNESCO krijgt, dient ze uniek en onvervangbaar te zijn en dat is nu net het geval met Risco Caído!

Vruchtbaarheidsgravures

Het volledige grottencomplex “Risco Caído” bestaat uit 21 grotten. De twee belangrijkste grotten zijn grot nummer zes en grot nummer zeven. Beiden zijn nog steeds intact.

De typologie van grot nummer zes is uniek in de wereld: “único en el mundo”, aldus de archeoloog Julio Cuenca. De grot werd cirkelvormig uitgegraven. De muren zijn dus gebogen. Er zijn twee ingangen: een normale ingang en ééntje aan de bovenkant, die eigenlijk een tunnel is. Verder heeft de grot een koepel op een hoogte van vijf meter. Ter hoogte van de koepel komt de tunnel uit. Tussen 21 maart en 21 september schijnt de zon bij zonsopgang door de tunnel en projecteert een figuur op de gebogen muur. Aan het begin van de lente stelt deze figuur een zaadje voor. Elke dag groeit het zaadje en wanneer de oogsttijd aanbreekt, is de afbeelding een zwangere vrouw! De geprojecteerde figuur staat trouwens in wisselwerking met rotsgravures. Dit zijn allemaal bewijzen dat de grot zowel als vruchtbaarheidstempel en als kalender diende. De rotsgravures zijn dertig driehoeken die de vrouwelijke schaamstreek voorstellen. Gran Canaria heeft de hoogste concentratie aan vrouwelijke schaamstreek gravures ter wereld! Grot nummer zeven heeft er zelfs zeventig! Jullie trekken misschien jullie ogen op maar op Gran Canaria rechten ze al zegepralend hun rug. Want dankzij deze schaamstreek gravures en de zwangere vrouw zouden de betreffende gemeentes weleens de hoofdprijs in de wacht kunnen slepen: een plekje op de lijst tussen de meer dan duizend andere werelderfgoedsites.

Risco Caído= Risco Maldito

Sinds de jaren zestig is Risco Caído niet langer bewoond. De laatste bewoners zijn weggetrokken en de grotten werden sindsdien nog slechts als stal en opslagruimte gebruikt. Veel van de voorouders van de inwoners van Barranco Hondo zijn geboren en opgegroeid in Risco Caído. De laatsten zijn verhuisd omdat de “gevallen rots” gevaarlijk was: hij stortte regelmatig in. Bij de laatste instorting in de jaren zeventig werd een volledig gezin in een stalgrot onder het puin bedolven. Het was een onmogelijke taak de lichamen te ruimen. Verspreide rotsblokken en kruisjes dienen als stille getuige. Risco Caído wordt daarom ook “Risco Maldito” genoemd: “Vervloekte Rots”.

Economische impact

Na een bezoek aan het grottencomplex leidt een sterk overgroeide wandelweg naar het grottendorp Barranco Hondo waar de lokale jagers en enkele locals, na een dagje corvee, op het bankje aan de grottenkappel keuvelen over het gevangen wild. De jongste van de bende is Tony Pérez; radiohost, voorzitter van het buurthuis van Barranco Hondo en bedreven in de zwarte kunst van de gemeentepolitiek. Hij slaat graag een praatje met voorbijgangers en verheugt zich over de wandelaars. Zijn moeder werd in Risco Caído geboren en is er opgegroeid.

“Risco Caído is een mysterieus juweeltje, een ruwe diamant,” zei hij ooit. “Barranco Hondo wordt met uitsterven bedreigd. Er zijn bijna geen kinderen meer en iedereen vertrekt. Maar als Risco Caído werelderfgoed wordt, komt het leven terug naar het dorp!”. Geschat wordt dat ongeveer 10% van de toeristen op Gran Canaria in de toekomst Risco Caído zullen bezoeken. Drie tot vier miljoen toeristen bezoeken Gran Canaria elk jaar. “De economische impact zal groot zijn en we voelen het al. Enkele Duitsers hebben hier een Höhlenhostal geopend, de supermarkt verkoopt beter, er zijn meer wandelaars, …”.

Tijdens zijn praatjes staart hij steevast melancholisch in de richting van Risco Caído. “De grot die diende als stal en waar mijn moeder haar gevoeg deed, is binnenkort misschien werelderfgoed…”


De wildernis in

Langs de beek omhoogKennen jullie het boek van Jon Krakauer, “De wildernis in”? In dit boek trekt de raadselachtige Chris McCandless in Alaska de wildernis in, leeft er in een bus en legt er uiteindelijk het loodje bij. De spookdorpen van Gran Canaria´s Wilde Westen hebben net zo´n hypnotiserende werking op Aussteiger als Alaska´s wildernis op Chris McCandless had.

Alleen zijn ze onbekend, en onbekend is onbemind. Geen enkele internationale reisgids rept over deze spookdorpen, noch over de vervallen ezelspaadjes die hen verbinden. Dit ontoegankelijke gebied is een waar paradijs voor wandelaars die op zoek zijn naar een taste of the wild.

=> De track kan je hier bekijken en downloaden.

=> Het fotoalbum kan je hier bekijken.

De gemeente van La Aldea de San Nicolás ligt in het westen van Gran Canaria. Alleen smalle kronkelwegen en vlijmscherpe S-bochten leiden tot “la isla tras la isla”;  “het eiland achter het eiland”. De natuur is er ruig en puur, net zoals zijn inwoners “Los Aldeanos”. Wanneer men uit het zuiden komt, opent zich na de laatste bergpas, een immense vallei die opgevuld is met een zee van plastiek. De landbouw is er nog steeds de belangrijkste economie en in de serres groeien tomates canarios die met lange vrachtwagens over diezelfde smalle dodenwegen  naar de havens aan de kust worden getransporteerd. Ook hier had de lokale markies een hele bevolking onder de knoet. Hij sloot het gebied hermetisch af met de ijdele hoop dat liberale ideeën niet penetreerden en tegelijkertijd groeiden de handvatten aan zijn grenspalen waardoor zijn imperium alleen maar omvangrijker werd en zijn macht verstikkender. Horigen dienden een tiende van hun oogst af te staan. Verkoopaktes werden opgesteld zonder een gedetailleerde beschrijving van het perceel en eigendomstitels werden door het Spaanse Hof aan de enige concessiehouder -de markies- toegekend. In La Aldea werd tot 1920 Landroof met hoofdletter L geschreven. Deze geïnstitutionaliseerde vorm van corruptie heeft zijn sporen nagelaten in het karakter van de Aldeanos: ze zijn teruggetrokken, onderdanig, wantrouwig en afwachtend.

De vallei van La Aldea is vruchtbaar, net zoals de diep uitgesleten zijravijnen die in El Barranco de La Aldea uitmonden. In deze kloven hebben, tijdens de dictatuur van Franco, arbeiders  en zelfs strafarbeiders wegen aangelegd en kolossale stuwdammen gebouwd om zo het vloeibare goud op te vangen en naar de vallei van La Aldea te kanaliseren. De oeroude dorpjes in de zijravijnen waren echter niet in “el plan de modernización” opgenomen en liepen langzaam aan leeg.

Net zoals op het vasteland, hebben de Canarische eilanden in de jaren zeventig een heuse plattelandsvlucht gekend. Vroeger woonde 90% van de inwoners in het binnenland en 10% aan de kust. Vandaag de dag is dat andersom. Dorpjes als El Cortijo de Inagua, Vigaroé, Tifaracas en Pino Gordo raakten volledig van de moderne wereld afgesneden. Ze zijn alleen te voet bereikbaar. Geen asfalt, geen electriciteit, geen waterleiding, geen ADSL. Ze liggen aan de aars van de wereld. De Spaanse variant is iets zachter: “Donde Cristo perdió las sandalias”, oftwel “waar Christus zijn sandalen is verloren”.

Het spookdorp Pino Gordo met zijn tiental huisjes, ligt in het V-ravijn met dezelfde naam. In de jaren tachtig was Pino Gordo nog steeds bewoond en op de terrassen werden overal gewassen verbouwd. De oude dorsvloeren bewijzen hoe belangrijk de landbouw hier ooit was. Gustavo en Adonay zijn de enige twee Aldeanos die men hier ontmoet. Ze zijn jong, fit en gezwicht voor de enorme aantrekkingskracht van de natuur.

Wie Pino Gordo wil bezoeken, mag geen hoogte- of watervrees hebben. Een onverharde weg vertrekt vanuit het dorpje Molino de Agua, passeert enkele geitenboerderijen en houdt even later abrupt halt aan een 150m lange watertunnel. Het water is ijskoud en het ruikt er naar modder. Als men zich bukt, ziet men het licht aan het einde van de tunnel. Maar de tunnel is slechts het begin van het avontuur dat de hartstochtelijke wandelaar te wachten staat. De rubberlaarzen en kruiwagens die aan de ingang rondslingeren, verraden het transport van voedsel en bouwmaterialen. Wanneer men met blauwe voeten aan de andere kant de watertunnel verlaat, opent zich het goddelijke paradijs: een weelderige palmoase,  verticale rotswanden, een klaterende beek, geurende fruitbomen en een oorverdovende stilte verbeiden elke bezoeker want spookdorpjes als Pino Gordo schreeuwen om ontdekt te worden!  Pino Gordo beleef je met je vijf zintuigen!

De waterkanalen zijn verder gebetonneerd en leiden kluizenaars als Adonay en Gustavo blindelings naar hun huizen. De vervallen huizen van Pino Gordo werden ooit in de traditionele Canarische architectuur gebouwd en mogen alleen volgens de kenmerken van die stijl gerestaureerd worden. Adonay heeft van zijn optrekje een ware villa gemaakt. “Alleen het zwembad ontbreekt”, laat hij zich ontvallen. “Ik ben een kluizenaar die zowel van rust als luxe houdt”, pinkoogt hij. De ligging van zijn huis is werkelijk sensationeel. Als hij ooit van een cocktail in zijn zwembad mag nippen, zullen de bergen en dennen van het natuurreservaat Inagua een spectaculaire backdrop vormen. Pino Gordo betekent trouwens “dikke den”. Het is de naam van het dorp en de naam van de kloof.

Gustavo leeft een stuk bescheidener. Hij is een landbouwer en zet zijn ezel Socrates in bij het transport van zijn materiaal, supermarktinkopen en geplukte fruit. Socrates dient ook als waakhond. Hij bijt, stampt, springt en zijn gebalk doorbreekt de ijzige stilte en alarmeert Gustavo over eventuele indringers.

Terwijl de Canarische flora zeer rijk is, is de fauna arm. Er zijn weinig inheemse dieren. Zo zijn er slechts twee inheemse zoogdieren en deze zijn vleermuizen. Er zijn inheemse reptielen als de hagedis, de skink en de gecko. Daarvan leeft op Gran Canaria telkens een ondersoort. Op de Canarische eilanden zijn er vier inheemse vogels waarvan de blauwvink er eentje van is. De ondersoort die op Gran Canaria leeft, heeft zijn habitat in het natuurreservaat van Inagua. Deze blauwvink is met uitsterven bedreigd en wanneer hij broedt worden alle wandelaars uit Inagua verbannen. De berbervolkeren hebben geiten, schapen, honden en varkens ingevoerd. Na de verovering kwamen daar allerlei andere boerderijdieren bij, zoals het voorgeslacht van Socrates. Sinds de jaren 2000 zijn slangen een plaag. Maar ze zijn zo angstig dat ze bij elke stap die ze horen, in het struikgewas verdwijnen. Deze slangen verstoren de biotoop ernstig.

Uit Pino Gordo vertrekken twee oeroude ezelspaadjes naar andere spookdorpen: eentje naar El Cortijo de Inagua en eentje naar Vigaroé. De paadjes zijn in zeer slechte staat en vaak is het zoeken. Oude dorsvloeren of stalgrotten zijn hoopvolle tekens dat de wandelaar on track is. Verre rotsen dienen als referentiepunt. Vigaroé is werkelijk een verborgen schat. De ligging is dramatisch, de palmoase exotisch en de klim naar beneden en terug naar de 21ste eeuw, een echte cliffhanger!

Deze wandeling is voor avonturiers die op zoek zijn naar een tijdreis.


Erfgoed van een dictatuur

Erfgoed van een dictatuurHet Spaanse woord voor stuwdam is “presa”, terwijl het Spaanse woord voor gevangene “preso” is. In Spanje is er een verband tussen beiden: presos bouwden er presas. Gran Canaria telt 106 stuwmeren die elk op hun beurt een vredig en liefelijk landschap scheppen- een landschap dat haaks staat op de omstandigheden in dewelke sommige dammen werden gebouwd.

Op een steenworp van de all-in hotels van de zuidkust, vinden wandelaars rond het stuwmeer van La Gambuesa een waar El Dorado. Een mozaïek van palmbosjes, boomgaarden, oude Canarische huizen en roodbruine, dramatische kliff en biedt de nodige ingrediënten voor een perfecte wandeldag.

=> De track kan je hier bekijken en downloaden.

=> Het fotoalbum kan je hier bekijken.

Francisco Franco

Na de Spaanse burgeroorlog hield Franco en zijn halsstarrige regime Spanje 36 jaar in een wurggreep. Pas toen hij de hete adem van de VN en de EU in zijn nek voelde, loste hij voorzichtig zijn prooi.

Sommige bronnen spreken van meer dan een miljoen Spanjaarden die de honger, de ontberingen, de strafkampen of de fusillade van het naoorlogse Spanje niet hebben overleefd. Andere bronnen zijn dan weer overdreven optimistisch en spreken van enkele tienduizenden. Geschiedschrijving is een kwestie van accenten leggen. Voor de Lange Landen was Franco´s repressie een ver-van-mijn-bed show. In de jaren ´40 van vorige eeuw zaten ze namelijk met een dwingender probleem: een gulzige buur die met zijn verpletterende ambitie Europa trachtte te veroveren.

Wie in het naoorlogse Spanje ervan verdacht werd met liberale, communistische, democratische, anarchistische,… ideeën te dwepen, werd op een hersenspoeling in één van de vele heropvoedingskampen getrakteerd. Zonder enige vorm van rechtspraak werden deze “desafectos”  -vrij vertaald als “zij die geen affectie voor het regime toonden”-  naar een zogenaamd bataljon afgevoerd. Soms met een omweg langs strafkampen, gevangenissen of folterkamers. In de Provincia de Las Palmas, was het 91ste bataljon gestationeerd. Een “bataljon” was een eufemisme voor een strafkamp waar jonge mannen in erbarmelijke omstandigheden publieke werken dienden te verrichten. In elk strafkamp was er een priester die het religieuze moreel van de desafectos diende te bewaken en met een pistool achter het koord van zijn soutane, vaak niet meer dan een carnifex in schaapskleren was.

Outsourcing

Politieke gevangen werden ook aan allerlei bouwbedrijven geoutsourced. Het was een win-win situatie voor iedereen, behalve voor de arme gevangenen natuurlijk. Voor de bouwbedrijven waren ze goedkope arbeidskrachten, Franco´s miezerige staatskas werd gespijsd met het smeergeld dat hij van de bedrijven kreeg en tegelijkertijd werden overal in het land grote publieke werken voltooid. Sommige van zulke bedrijven, zoals Dragados y Construcciones, staan nu beursgenoteerd.

Overal hoor je dat Gran Canaria de grootste dichtheid aan stuwdammen ter wereld heeft, maar liefst 1 dam per 25km2, en daarmee in het Guiness Book of Records staat. Telkens wanneer ik een Guiness Book in mijn handen krijg, doorblader ik het naarstig in de hoop een geschreven bewijs van deze omstreden “leyenda urbana” te vinden, tot nu toe zonder succes.

Zo is het evenmin duidelijk welke van de 106 stuwmeren door politieke gevangenen werden gebouwd. In de buurt van sommige meren, zie je de barakken die ooit als verblijf dienden maar nu niet meer dan een stille getuige zijn van een ver verleden. Afgebladderde plakkaten verwijzen naar de projectontwikkelaars. Zo werd het stuwmeer van Siberio door Dragones y Construcciones gebouwd. Maar het is bijna onwaarschijnlijk dat dit bedrijf bij de bouw in 1979 nog een beroep deed op politieke gevangen. Franco stierf in 1978 en terwijl hij eindelijk zijn laatste adem uitblies, vond Spanje haar tweede adem. Het is zeer moeilijk concrete info te vinden en “el franquisimo” blijft in Spanje een gevoelig onderwerp, net zoals Leopold´s Congolese avonturen in België dat zijn.

Van de 106 stuwdammen op Gran Canaria, vallen er 69 onder de noemer van “grote dam”. Een grote dam heeft een muur van meer dan 15m en/of een capaciteit van meer dan 100.000m3. De meest indrukwekkend kolos is de boogdam van Soria. Een wandeling over zijn 138m hoge muur doet menig held verstenen. Aan de overloop die als een afgebroken glijbaan uitziet, ontbreekt elke reeling en even naar beneden gluren is een duizelingwekkende, bloedstollende ervaring. Het lijkt wel of er een onbekende kracht heerst die je als het ware naar beneden wilt zuigen.

De meeste Belgen zijn ooit op schoolreis of uitstap geweest naar de afdamming van de Gileppe. Ik kreeg al de kriebels als ik nog maar even over de afrastering naar beneden piepte. Maar een rondje over de 60m hoge Gileppe stuwdam, is niet meer dan a walk in the park in vergelijking met het grote werk op Gran Canaria. Terwijl de dam van Soria met haar angstaanjagende muur elke bezoeker impressionneert, geeft de onverbeterlijke schoonheid van la presa de La Gambuesa een voorsmaakje van het aards paradijs.

La Gambuesa

Op een steenworp van de all-in hotels die de zuidkust kleuren, begint een volledige andere wereld! Geen beton, neonverlichting, proppers of go-go´s, maar een mozaïek van palmbosjes, boomgaarden, oude Canarische huizen en roodbruine, dramatische kliffen biedt de nodige ingrediënten voor een perfecte wandeldag. Het stuwmeer van La Gambuesa en zijn El Dorado zijn te bereiken via het dorp Ayagaures of over de onverharde weg die uit Arteara erheen voert. Waaghalzen kunnen ook door een ellenlange watertunnel kruipen. De meeste avonturiers geven de voorkeur aan de romantische camino real die vanuit Tunte door het Natuurpark van Pilancones naar het pittoreske stuwmeer La Gambuesa leidt.

De scherpe kliffen maken het park minder toegankelijk en het netwerk van half-verdwenen paadjes moet nog door de toeristen worden ontdekt. Maar Pilancones werkt als een drug; wie er eenmaal van heeft geproeft, wil alleen maar meer…

Ook de organisatie van de Trans Gran Canaria, Arista Events, is door de Pilancones bug gebeten: het laatste deel van de trailwedstrijd loopt door deze adembenemende bergen van Gran Canaria. De trail runners sprinten langs dezelfde camino real naar beneden. Het pad wordt ook duivelspad of dodenpad genoemd. Toen Maspalomas nog een onbetekenisvolle plek was, werden de doden over het duivelspad naar Tunte gevoerd om er op het enige kerkhof in de hele omtrek hun eeuwige rust te vinden. De armoede was zelfs zo schrijnend dat voor het transport steeds dezelfde kist werd ingezet. Recyclage avant la lettre. Op de camino real zijn er nog verschillende descansaderos waar de lijkdragers rustpauzes inlasten en waar de priester uit Tunte hen tegemoet kwam, afhankelijk van hoeveel er voor de begrafenis werd betaald.

Na zware regenvallen vullen de zeven stuwmeren in het park zich gulzig met water en alle boeren slaken een kreet van vreugde. In de rotsen ontstaan overal kleine “pilancones” oftwel poelen waaraan het park zijn naam heeft te danken.

Dorstige bananenplanten

De bouw van de grootste stuwmeren ging gepaard met de herbebossing van de hoger geleden delen van het eiland. In het begin van de 20ste eeuw kampte Gran Canaria met een grote waterschaarste. De bossen die de wolken melkten en wiens bomen al druppend de ondergrondse natuurlijke waterreservoirs opvulden, waren omgekapt. De bananenbusiness stevende naar het hoogtepunt van zijn roem af maar in Bananenrepubliek Gran Canaria was er een nijpend watertekort. De Musa acuminata ´Dwarf Cavendish´ oftewel Canarische bananenplant, heeft namelijk vier tot zes keer per week telkens vijfentwintig liter water nodig. Maar onze vriend Francisco Franco vond de oplossing: herbebossing en stuwmeren.

Wanneer de wandelaar Tunte achter zich laat, baant het duivelspad zich een weg richting kust. In de late namiddag spelen de schaduwen van de inheemse pijnbomen een schimmenspel tegen de gekleurde rotsen die het pad flankeren. Door het wisselende licht lijkt het landschap op een schilderspalet dat veelvuldig van kleur veranderd. Blauw, groen, geel, bruin maar ook rood en oranje versieren de omgeving. Het Natuurpark van Pilancones ligt in het geologische oudere gedeelte van het eiland en de roodbruine rotsen bestaan uit ryoliet. Op Gran Canaria is deze rots vrij zeldzaam. Ryoliet komt voor waar hoog viskeus magma ondanks zijn stroperigheid, het oppervlak bereikte en zeer snel afkoelde. Zodra de zon ryoliet verlicht, krijgt de steen een heldere, scherpe kleur. Soms zelfs zo helder dat het lijkt alsof de rots zelf het licht uitstraalt.

Op dit laatste deel ziet de geplaveide camino real uit als een rode loper en de pijnbomen vormen een parallele haag en halen wandelaars en trailrunners binnen als dappere helden. Een tweetal kilometer voor het stuwmeer van La Gambuesa opent de vallei zich als een oase in een Arabisch sprookje. Door het spiegelende stuwmeer van La Gambuesa, de scherpe glinstering van de ryolietrotsen en het loofrijke palmbos dat het oude dorpje omarmt, denkt de wandelaar dat de natuur een loopje met zijn brein neemt en hem met een fata morgana tart. Maar het is geen fata morgana, de wandelaar heeft één van Gran Canaria´s laatste verstopte paradijzen bereikt!


La senda de Tamaranae

Langeafstandsroute in MogánEen langeafstandswandeling van 30 km door het hinterland van Mogán.

In de Canarische archipel doorkruist de GR131 de zeven eilanden maar op hoofdeiland Gran Canaria schittert de bewegwijzering door afwezigheid. Niettemin probeert de toeristische gemeente Mogán een tweede langeafstandswandelroute in het leven te roepen.

Terwijl de kust een lawaaierige aaneenschakeling van megalomane hotelketens is, kan in het oude, bergachtige hinterland de ondoorzichtigheid van de wereld nog doorboord worden. Hier is de wereld nog eenvoudig en puur.

Het langeafstandspad van 29,6km -”la senda de Tamaranae”- is verdeeld in verschillende etappes.
De grootsheid van de tocht maakt het echter moeilijk de bijna verdwenen paadjes te restaureren en tot nu toe voert alleen de eerste etappe over een volwaardig wandelpad. De andere paadjes zijn door de tijd gehavend maar ervaren wandelaars die op zoek zijn naar een grote brok eenzaamheid, zullen er volop aan hun trekken komen.

=> Geen track beschikbaar!!!

=> Het fotoalbum kan je hier bekijken.

Mislukte projecten

In Engeland en Wales heten de langeafstandswandelpaden “National Trails” en zijn ze aangegeven met een afbeelding van een eikeltje. In Duitsland leidt het Andreaskruis wandelaars de weg. De Camino de Santiago heeft dan weer de Jakobsschelp. De langeafstandswandeling in Belgiës enige Nationaal Park is bewegwijzerd met het “pootje”.

In de Canarische archipel doorkruist de GR131 de zeven eilanden maar op hoofdeiland Gran Canaria schittert de bewegwijzering door afwezigheid. Tijdens deze vijfdaagse trektocht wandelt men in de eerste plaats langs de verticale lijn van het lot.

Ook de toeristische gemeente Mogán heeft een langeafstandswandelroute in het leven geroepen. Het hele project kost 240.000,00 EUR en wordt bijna volledig (204.000,00 EUR) door de Europese Unie gefinancierd. De gemeente Mogán wil op deze manier haar toeristische aanbod differentiëren en haar culturele en natuurlijke erfgoed beschermen. Terwijl de kust een lawaaierige aaneenschakeling van megalomane hotelketens is, kan in het oude, bergachtige hinterland de ondoorzichtigheid van de wereld nog doorboord worden. Hier is de wereld nog eenvoudig en puur.

Het langeafstandspad van 29,6km -“la senda de Tamaranae”- is genoemd naar Gran Canaria´s endemische drakenboom (Dracaena tamaranae) waarvan slechts enkele mythische exemplaren de kap overleefd hebben- en hij was al zo zeldzaam. De route is verdeeld in etappes en begint bij de bergpas van Tasarte, waar de gemeente Mogán grenst aan de gemeente van La Aldea de San Nicolás. De grootsheid van de tocht maakt het echter moeilijk de bijna verdwenen paadjes te restaureren en tot nu toe voert alleen de eerste etappe over een volwaardig wandelpad. De andere paadjes zijn door de tijd gehavend maar ervaren wandelaars die op zoek zijn naar een grote brok eenzaamheid, zullen er volop aan hun trekken komen.

Eerste etappe: Degollada de Tasarte-Molino de Viento

Het comfortabele pad van de eerste etappe leidt door de kloof van La Cogolla, langs het verlaten gehucht met dezelfde naam. Slechts één huis is er nog steeds bewoond, alle anderen zijn tot spookachtige ruïnes vervallen. Na enkele zware regenbuien, stroomt er een beek door de vallei, kwaken de kikkers  en omarmen de in mist gehulde palmbomen het verlaten gehucht. Vlak voordat we het volgende dorp –Veneguera- bereiken, zullen we onze bergschoenen moeten uittrekken en door een kleine lagune waden. De naam “Veneguera” stamt uit de prehispaanse berbertaal en betekent namelijk “lagune”.

Een korte omweg voert door de 250- jaar oude wijk “Los Almácigos” waar oude Canarische huizen, kleurrijke bougainville en kromme peperbomen ons een achtergronddecor voor fraaie vakantiekiekjes verschaffen. Men kan deze etappe ook tijdens een zomeravond stappen. Dan ruilt men het groen van de valleien voor het oranje verguldsel van een zomerse zonsondergang. In juli en agustus zijn de avonden van oud goud dat de vallei van Veneguera een magische aantrekkingskracht verleent.

De tocht voert verder omhoog langs mango-, papaya- en avocadobomen. Aan de bergpas van Mogán, met zijn houten kruis “Cruz de Mogán” genaamd, zetten we de afdaling naar het dorp Mogán in. Van veraf zien we de grootste windmolen van het eiland die tevens de eindbestemming van deze eerste etappe is.

Tweede etappe: Molino de Viento-Barranquillo de San Andrés

Zo eenvoudig als de eerste etappe (9.3 km) is, zo uitdagend is de tweede (13 km). Wanneer men vanaf de windmolen, naar de vijfhonderd meter hoge verticale rotswand kijkt, gelooft geen mens dat er daar een 1,5 km lang pad zich een weg omhoog kromt. Deze klim start men best bij het krieken van de dag wanneer het nog fris is, want zodra de rijzende zon achter de helling opduikt, wordt de hitte meedogenloos.

Wanneer we eindelijk de hoogvlakte bereiken, brandt het vuur in onze borst. Hier schreeuwt ons lichaam om een time-out. Al 500 jaar staat hier trouwens de tijd stil. Een eenzaam huisje en torentjes uit de prehispaanse periode waar niemand de bedoeling van heeft kunnen achterhalen, zijn de enige blijken van menselijke beschaving.

Hier worden we niet door een overdosis aan prikkels getart. De moderne wereld is veilig veraf. Er is zelfs geen gsm- ontvangst. Er is alleen vrijheid, rust en eenzaamheid. Het is op zulke plekken dat de puurheid van de Canarische natuur zich meester maakt van de wandelaars hart en geest! De hoogvlakte met zijn wuivende pijnbomen heeft iets surrealistisch en op een regenachtige dag zelfs iets angstaanjagend.

Niettemin vinden we er onze tweede adem en tijdens de laatste kilometers kijken we neer in de kloof van Arguineguín. Een “ camino aéreo”, oftewel een luchtweg, leidt ons langs de rotswand. In de verte zien we de boogdam van Soria, de monoliet Roque Nublo en het grillige centrale massief. Zodra we een paar moeilijke passages overwonnen hebben, beseffen we dat onze benen de onmogelijke afstand daadwerkelijk hebben opgeslokt en worden we beloond met een goed getraceerd pad dat ons kuierend naar de boomgaarden van La Solana leidt. Deze moeilijke route kan in twee delen worden gesplitst waarbij men ´s nachts wildkampeert oftewel zich ´s avonds met een jeep in Cortadores laat afhalen.

Derde etappe: Barranquillo de San Andrés-Mogán

De laatste etappe (7.3km) begint in het dorp Barranquillo de San Andrés. Het pad voert over gecementeerde landwegen en romantische paadjes, naar het kleine stuwmeer dat de naam “Presa del Salto del Perro” draagt: “het reservoir van de hondensprong”. Dit stuwmeertje ligt tegenover een kleine parkeerplaats waar de beklimming naar de heilige berg “La Montaña de Tauro” begint. Op deze berg aanbaden de inheemse volkeren hun oppergod Acorán. Vandaag is het een beschermd natuurgebeid en spreken we over “het landelijke monument van de Tauroberg”. Het panoramische uitzicht is hier magnifiek en beslaat niets dat we nog niet kennen: de kloof van Mogán, de bergpas van Veneguera, de piramide van Tasarte en op de achtergrond: de Atlantische Oceaan! Moeder Natuur op zijn paasbest!

Dit gebied is doorspekt met archeologische sites uit de prehispaanse periode, maar velen van hen genieten nog niet de categorie “zona arqueológica protegida”. Ze zijn volledig toegankelijk en bijgevolg aan alle elementen blootgesteld, net als aan de verwoestende invloed van de mens.

Aan de Tauroberg veranderen we van koers en stappen we richting Westen. “Wandelen is naar het Westen gaan”, schreef Thoreau. In ons geval lijkt het wel of we naar het einde van de wereld wandelen  –Finis terrae- en daarachter begint, zo heeft het lange tijd geleken, onherroepelijk de zee. Tijdens onze daling botsen we echter geheel onverwacht op een prachtig huisje. Wat bezielde deze heremiet om zich verborgen in een dennenbos, in de schaduw van de heilig berg te vestigen?

De camino real die ons terug naar Mogán leidt, is nog steeds totaal onbekend- en vaak zelfs afwezig. Daarom moet men hem al wandelend “ontdekken” en bij afwezigheid zijn toevlucht tot het asfalt nemen. Deze oude camino real leidt naar El Cortijo de la Cuesta, aan de voet van de Tauroberg, waar la Senda de Tamaranae en tevens ons avontuur tot een bruusk einde komen.


De Jacobsweg van Gran Canaria: een vergeten camino

Wijnranken tussen Fataga en TunteDe enige Jacobsweg die niet het Spaanse schiereiland bewandelt, ligt op Gran Canaria: een vulkanisch eiland dat de vorm van een Jakobsschelp heeft. Toeval of niet?

De heilige Jacob, “Santiago de Compostela” in het Spaans, is een heilige van formaat. Jacobus was de oudere broer van de apostel Johannes en vormde samen met hem en Petrus, Jezus bevoorrechte drietal. Na Jezus dood zou hij in de buurt van Santiago de Compostela in Galicië, gepredikt hebben. Na zijn terugkeer naar het Heilige Land stierf hij als eerste apostel de marteldood door onthoofding. Zijn stoffelijk overschot kwam via tientallen omwegen en opgeluisterd met evenveel legenden en verhalen, in Galicië terecht. Het graf geraakte echter in de vergetelheid …

=> Het fotoalbum kan je hier bekijken.

Santiago de Compostela: Spanje´s patroonheilige

In de achtste eeuw zwaaiden op het Iberische Schiereiland de christelijke Visigoten de plak. Op het Arabische schiereiland daarentegen werd aan een nieuwe godsdienst gehoor gegeven: de islam. De bekerings- en expansiedrang van de islamitische Moren dreef heen over de Straat van Gibraltar en zelfs tot diep in Frankrijk. In 719 hield het Visigotische rijk op met bestaan maar ging niet helemaal in rook op. Een mythische Visigotische edelman, Don Pelayo genaamd, wist de opmars van de oprukkende moslims een halt toe te roepen en creëerde zo een christelijke enclave in het noorden van Spanje. Het Koninkrijk van Asturië was geboren en la Reconquista Hispania was ingezet. Don Pelayo bleek echter even grondgulzig te zijn als zijn Moorse vijanden en breidde zijn gebied uit naar Galicië. Zijn veroveringsdrang werd gelegitimeerd met de ontdekking van het graf van de apostel Jacobus anno 813. Het nieuwtje spreidde zich als een vuurtje over heel Europa. De christenen in het islamitische deel voelden zich in hun geloof gesterkt en besloten de wapens op te nemen. Zo kreeg de apostel een rol op het politieke toneel toegedeeld, namelijk die van Jacob de Morendoder oftewel Santiago Matamoros.

¡El camino entre volcanes!

De “camino entre volcanes” is de zwaarste uit het hele assortiment Jacobswegen. De genadeloze zon, de korrelige vulkanische ondergrond en de verticale bergflanken doen de pelgrim stof en stenen vreten. Iedere etappe is una conquista maar ook een beloning. Bij elke draai kantelt het landschap en wordt de pelgrim op een ongekende schoonheid getrakteerd.

Deze spectaculaire camino is echter nauwelijks gekend. De bewegwijzering schittert vaak door afwezigheid en onderweg beslist het lot. Jaarlijks worden door de toeristische dienst en de kerk van Santiago de los Caballeros in Gáldar slechts een vijftigtal oorkondes overhandigd.

In Gran Canaria is de pelgrim alleen onderweg en wordt hij door moeite en inspanning gezuiverd vooraleer hij de plaatsten Tunte en Gáldar bereikt. Beide dorpen dwepen met hun patroonheilige Santiago de Compostela. In de kerk van Tunte staat het beeldje van Santiago El Chico die de geschiedenis rond Santiago´s aanwezigheid in Gran Canaria tastbaar maakt. In de eerste eeuwen na de Spaanse verovering hadden de schepen die de Canarische archipel aandeden, steevast beelden van santos aan boord. Deze dienden de lokale kerken van beeldmateriaal te voorzien en moesten opvarenden voor elk gevaar behoeden. In de 16de eeuw raakte een schip, afkomstig uit Galicië en met Santiago de Compostela als waakhond aan boord, in nood toen er opeens een hevige storm losbarstte. De zeelieden deden een belofte aan Santiago. Als hij hen veilig naar de kust leidde, zouden ze een kapelletje bouwen om er hun Santiago beeld te eren. Santiago willigde hun verzoek in en de Galiciërs meerden veilig in Arguineguín aan, een baai aan de zuidwest kust van Gran Canaria. Met het beeld op hun rug, zetten ze hun tocht in naar een plek die nu bekend staat als “Lomo de Santiago”. Daar bouwden ze in 1589, midden in het pijnbomenbos, het kapelletje voor Santiago. Santiago genoot een enorme populariteit en werd overladen met geschenken en giften. Het kapelletje in het bos werd echter soms geplunderd en haar afgelegenheid zette zedenlozen aan tot losbandigheid en zwelgpartijen. In 1850 werd besloten om Santiago El Chico naar de kerk van Tunte te verhuizen, samen met zijn goed gevulde offerblok.

Eerste etappe: Faro de Maspalomas-Tunte

26 km, 1125 m stijging, 430 m daling

Terwijl op het Spaanse vasteland veel pelgrims hun camino eindigen aan de faro in Finisterre, begint “el camino entre volcanes” aan één van Gran Canaria´s grootste symbolen: el Faro (vuurtoren) de Maspalomas. Voor pelgrims die al in Galicië hebben gepelgrimeerd, gaat hier het verhaal verder. Hun reis gaat verder. De vuurtoren ligt aan de strandboulevard en wordt omgeven door hotelresorts. Hun overvloedigheid en luxe staat in schril contrast met de eenvoudige pelgrim die met kalebas en pelgrimsstaf (nu rugzak en wandelstokken) als enige comfort, zijn weg trotseert. Decadentie, verval en vervuiling achtervolgen hem tot in Arteara; een gehucht gelegen in een palmoase van Gran Canaria´s Grand Canyon. Daar zwaaien wuivende palmbomen hem uit als hij de moderne wereld achter zich laat. Het is niet te verwonderen dat de meeste “Jacobipetas” dit stuk overslaan en de eerste etappe pas in Arteara beginnen. Bovendien snijden ze op deze manier 11km van hun eerste etappe af.
Vanaf Arteara laat Gran Canaria zich van zijn beste kant zien. Uitgesleten ravijnen, kleurrijke archeologische vindplaatsen en weelderige palmoases doen het hart van menig natuurliefhebber sneller kloppen. Vanuit het kleine, witte gehuchtje leidt een kruipend pad naar het meer dan vijfhonderd meter hoger gelegen dorp Tunte. De verticale rotswanden van de nauwe canyon lijken de pelgrim te omarmen. Een blijk van genegenheid die voor sommigen, net als de brandende zon trouwens, eerder verstikkend werkt. Onderweg kruist de pelgrim slechts één dorp waar hij zich kan bevoorraden: Fataga.
Tunte en Fataga zijn twee liefelijke, witte dorpjes wiens geschiedenis teruggaat ver vóór de Spaanse verovering van de 15de eeuw. Het leven is er traag en goed. Er is weinig accommodatie en sommige ascetische pelgrims kiezen er zelfs voor om onder een deken van sterren te slapen. Gran Canaria is niet voor niets Starlight Destination.
Tunte ligt in een zeer groot bekken genaamd La Caldera de Tirajana en wordt omgeven door vijfhonderd meter hoge rotswanden die de boze wolken uit het noorden tegen houden. Bij het ochtendgloren banen deze zich toch een weg over hun natuurlijke hindernis. De ochtendnevel vlijt zich dan als een bruidssluier over de bergkam.

Tweede etappe: Tunte – Cruz de Tejeda

15,1 km, 1000 m stijging, 400 m daling

Bij het krieken van de dag is de aarde nog vochtig en ruikt het dorp naar rietgras. Het wakkere wit van de ochtendnevel vergezelt de pelgrim wanneer de oude, geplaveide camino real hem uit Tunte wegleidt. Na enkele honderden meters verruilt hij de geur van gras voor een aroma van dennennaalden. Hij is dan in het bos. In de omgeving van Tunte werd vanaf 1950 ijverig herbebost met de inheemse pijnboom: de Pinus canariensis.
Ter hoogte van Cruz Grande slaat de verticaliteit van Gran Canaria de pelgrim weer keihard in het gezicht. Daar wacht hem de beklimming van “el Camino de la Plata”: de Zilverweg. Dit geplaveide pad dat wandelaars over de loodrechte flanken van La Caldera de Tirajana leidt, wordt op Gran Canaria schertsend “la Muralla China” – de Chinese Muur- genoemd.
In de 19de eeuw vestigde de rijke familie Yánez zich in Tunte. Ze leenden geld tegen woekerrente en bij wanbetaling, eigenden ze zich de bezittingen van de schuldenaar toe. Zo wisten ze grote stukken landbouwgrond op te slorpen. Kapitaalkrachtig als ze waren, voorzagen ze zich van de juiste middelen om hun gronden te bewerken. Hun vorstelijke oogsten werden naar de hoofdstad uitgevoerd. Het pad dat de verticale rotswanden met een grote omweg omzeilde, ervoeren ze als een logistiek obstakel voor hun same day delivery. Ze zagen er geen graten in om flink in eigen beurs te tasten. Met hun privé-geld bekostigden ze de bouw van een express-pad dat “el Camino de La Plata” doopten. Vandaag vindt men op de Zilverweg geen overladen trekkarren meer. Er zijn slechts wandelaars die zich langs dit knap staaltje wegenbouw avant la lettre, een weg omhoog zweten.
De beloning op het hoogste punt is een merkwaardige rotsformatie in de vorm van een raamkozijn: La Ventana del Nublo. Het is aan La Ventana del Nublo dat Gran Canaria de pelgrim in zijn hart laat kijken. Wanneer men door het raamkozijn blikt, ziet men de ontembare canyons van het centrum van het eiland, de monoliet Roque Nublo en in de verte haar zustereiland: Tenerife.
Vanaf dan is de fameuze Chinese Muur niet meer een bospad dat de pelgrim verder voert naar de hoogvlakte van Llanos de La Pez. Daar bereikt hij de kraterrand van La Caldera de Tejeda en loopt hij over de kam die tevens Gran Canaria´s weersgrens is. Deze verdeelt het eiland in een groen noorden en een dor zuiden. De benenwagen heeft dan al een heuse klim achter de rug en de uitgeputte pelgrim wordt beloond met zacht glooiende paadjes, majestueuze vergezichten, geurende bloemen en jonge vogels die voor hem een lentelied zingen. Gran Canaria´s Montañas Sagradas oftewel Heilige Bergen zijn grillige monolieten, gelegen in de instortkrater. Ze waken over de pelgrim totdat hij het einde van zijn tweede etappe en tevens het geografische centrum van het eiland bereikt: Cruz de Tejeda.

Derde etappe: Cruz de Tejeda – Kerk van Santiago de Los Cabelleros

21 km, 300 m stijging, 1600 m daling

Wie denkt dat 21km bergaf wandelen een fluitje van een cent is, slaat de bal mis. Aanvankelijk voert het pad de pelgrim door een bebost hellend landschap maar vanaf de krater van los Pinos de Gáldar kent Gran Canaria´sorografie geen genade meer. Bij de daling langs de steile lavahellingen vullen de wandelschoenen zich met kleine steenkorreltjes en maakt het opwaaiende stof de bezwete huid vuil en klam.
Na deze beproeving worden de heuvels weer zachter en stapt de pelgrim door een glooiend en groen Teletubbieslandschap. Bewerkte akkers worden door fruitbomen omzoomd en hier en daar duikt een eenzame boerderij op.
Tijdens deze etappe springt vooral het agrarische karakter van de “medianías” in het oog. Deze zone ligt tussen 600m en 1500m hoogte en is, dankzij de wolkenzee die er hangt, zeer vruchtbaar.
Als de pelgrim terugdenkt aan het rots landschap in het zuidelijke deel van het eiland, de bossen in het centrum en deze opgeslagen beelden vergelijkt met de kolen- en aardappelvelden in deze laatste etappe, komt hij tot het besluit dat Gran Canaria inderdaad “un continente en miniatura” is.
Wanneer de pelgrim ter hoogte van het grottendorp Hoya del Pineda aan de horizon de torens van de Santiago de Caballeros kerk ontwaart, lost hij een vreugdekreet. Zijn einddoel is in zicht en als kind van deze aarde zet hij zijn eindspurt in.


Mogán Verde: jullie nederlandstalige privé-gids op Gran Canaria!

Mogán Verde is een firma van duurzaam toerisme die hoofdzakelijk privé-wandelingen aanbiedt in het ruige achterland van Gran Canaria. Dit betekent dat jullie samen met onze Nederlandstalige gids en jullie partner, familie of vrienden op pad gaan. We passen ons volledig aan jullie wensen, tempo en interesses aan. Jullie kunnen een wandeling uit het aanbod op de website kiezen of een wandeling op maat laten maken. We werken uitsluitend met officiële gidsen. Met Spaans vuur delen we onze passie en kennis over de lokale flora, geologie en het culturele- en etnografische patrimonium.
Hierdoor wordt het patrimonium opgewaardeerd en leveren we een bijdrage aan de diversificatie van het toeristische aanbod op Gran Canaria: onze missie.

Eén keer per week is er een groepswandeling (´s maandags) waarbij we in kleine groepjes tot 10 wandelaars op pad gaan. Deze wordt steevast met een lokaal tapas-menu afgesloten.

Mogán Verde stelt ook wandelvakanties samen, zowel voor particulieren als voor verenigingen en reisbureaus. Met behulp van verschillende bouwstenen als wandeltochten, transport, lunch en verblijf creëren we samen de ultieme opmaat gemaakte wandelvakantie!

Voor particulieren biedt Mogán Verde ook verblijf aan. Casa Mogán Verde is een B&B en ligt in de duizelingwekkende ravijn van Arguineguín. Een ideale basis voor wandelingen in het zuiden! We kijken er alvast naar uit jullie het andere gezicht van Gran Canaria te laten zien!

¡Hasta pronto!
Sofie Hendrikx

Website: www.moganverde.es

E-mail: mogan.verde@gmail.com

Tel: 0034 653 73 77 73